
Ik ben met de geschenken van God toevertrouwd
Les 166 uit het werkboek van een cursus in wonderen
Alles is jou gegeven. Gods vertrouwen in jou is grenzeloos. Hij kent Zijn Zoon. Hij geeft zonder uitzondering en houdt niets achter wat tot jouw geluk kan bijdragen.
En toch, tenzij jouw wil één is met de Zijne, worden Zijn geschenken niet ontvangen. Maar wat doet jou denken dat er een andere wil is dan de Zijne?
Hier is de paradox die aan het maken van de wereld ten grondslag ligt. Deze wereld is niet de Wil van God en dus is zij niet echt. Maar zij die haar werkelijk denken, moeten nog steeds geloven dat er een andere wil is en één die leidt tot gevolgen tegenovergesteld aan die Hij wil. Onmogelijk inderdaad, maar iedere geest die de wereld ziet en haar als zeker, solide, betrouwbaar en waar beoordeeld, gelooft in twee scheppers, of in één; alleen zichzelf. Maar nooit in Eén God.
De geschenken van God zijn onaanvaardbaar voor iemand die er zulke vreemde overtuigingen op na houdt. Hij moet geloven dat Gods geschenken te accepteren, hoe duidelijk die ook worden, hoe dringend hij ook wordt opgeroepen om ze als zijn eigen op te eisen, is tot verraad tegen zichzelf gedwongen worden. Hij moet hun aanwezigheid ontkennen, de waarheid tegenspreken en lijden om de wereld die hij heeft gemaakt te behouden.
Hier is het enige thuis dat hij denkt te kennen. Hier is de enige veiligheid die hij gelooft te kunnen vinden. Zonder de wereld die hij heeft gemaakt, is hij een uitgestotene, dakloos en bevreesd. Hij beseft niet dat hij juist hier echt bang is en dakloos ook; een uitgestotene die zo ver van huis rondzwerft en al zo lang weg is dat hij niet beseft dat hij is vergeten waar hij vandaan is gekomen, waar hij heen gaat en zelfs wie hij werkelijk is.
Toch gaan op zijn eenzame, zinloze dwalingen de geschenken van God met hem mee, hem allen onbekend. Hij kan ze niet verliezen. Maar hij zal niet kijken naar wat hem is gegeven. Hij dwaalt voort, zich bewust van de nutteloosheid die hij overal om zich heen ziet, opmerkend hoe zijn kleine bestaan slechts slinkt, terwijl hij voortgaat op weg naar nergens. Toch zwerft hij verder in ellende en armoe; alleen, alhoewel God bij hem is en een schat - zo groot - de zijne is dat de waarde van alles wat de wereld bevat waardeloos is voor haar grootsheid.
Hij lijkt een zielige figuur, vermoeid en afgetobd, in vodden gehuld en met voeten, die een beetje bloeden door de rotsige weg die hij bewandelt. Niemand of hij heeft zich met hem vereenzelvigd, want iedereen die hier komt heeft het pad gevolgd dat Hij volgt en heeft mislukking en hopeloosheid gevoeld zoals hij die voelt. Maar hij is werkelijk tragisch, wanneer jij ziet dat hij de weg volgt die hij heeft gekozen en zich slechts hoeft te realiseren Wie met hem meeloopt en slechts zijn schatten hoeft te openen om vrij te zijn?
Dit is jouw gekozen zelf, degene die jij hebt gemaakt als vervanging voor de werkelijkheid. Dit is het zelf dat jij wild verdedigt tegen alle redelijkheid, ieder bewijs en alle getuigen met bewijs dat aantoont dat jij dit niet bent. Jij hoort hun niet. Jij gaat op de aangegeven weg voort, met jouw ogen neergeslagen uit vrees dat jij een glimp glimp van de waarheid op zult vangen en van zelfmisleiding verlost en bevrijd zult worden.
Jij krimpt bevreesd ineen, uit vrees dat jij de aanraking van Christus op jouw schouder zou voelen en Zijn zachte hand op zou merken, die jou leidt om naar jouw geschenken te kijken. Hoe zou jij dan jouw armoede in ballingschap kunnen verkondigen? Hij zou jou doen lachen om dit beeld van jezelf. Waar is zelfmedelijden dan? En wat blijft er van tragedie die jij hebt getracht te maken voor hem aan wie God alleen vreugde heeft toebedacht?
Jouw aloude angst is nu over jou gekomen en gerechtigheid heeft jou eindelijk ingehaald. De hand van Christus heeft jouw schouder aangeraakt en jij voelt dat jij niet alleen bent. Jij denkt zelfs dat het ellendige zelf waarvan jij dacht dat jij dat was, misschien niet jouw Identiteit is. Misschien is Gods Woord waarachtiger dan het jouwe. Misschien zijn Zijn geschenken aan jou wel echt. Misschien is Hij niet geheel om de tuin geleid door jouw plan om Zijn Zoon in diepe vergetelheid te houden en zonder jouw Zelf de weg te gaan die jij hebt gekozen.
Gods Wil stelt niet tegen. Die is er slechts. Het is niet God die jij hebt gevangen in jouw plan om jouw Zelf te verliezen. Hij weet niet van een plan zo vreemd aan Zijn Wil. Er was een behoefte die Hij niet begreep waarop Hij een Antwoord gaf. Dat is alles. En jij aan wie dit Antwoord is gegeven, hebt niet langer behoefte aan iets behalve dit.
Nu leven wij, want nu kunnen wij niet sterven. De wens voor dood is beantwoord en het zicht dat ernaar keek is nu vervangen door visie die waarneemt dat jij niet bent wat jij voorwendt te zijn. Iemand gaat met jou mee die zachtaardig al jouw angsten beantwoordt met dit ene genadige weerwoord: "Het is niet zo." Hij wijst op alle geschenken waarover jij beschikt, telkens wanneer de gedachte aan armoede jou benauwt en spreekt van Zijn Gezelschap wanneer jij jezelf als alleen en angstig waarneemt.
Toch herinnert Hij jou nog aan één ding meer wat jij was vergeten. Want Zijn aanraking heeft jou gelijk Hemzelf gemaakt. De geschenken die jij hebt, zijn niet voor jou alleen. Wat Hij jou aan heeft geboden, moet jij nu leren geven. Dit is de les die Zijn geven bevat, want Hij heeft jou verlost van de eenzaamheid die jij hebt gezocht te maken om je voor God te verschuilen. Hij heeft jou herinnerd aan alle geschenken die God jou heeft gegeven. Hij spreekt eveneens van wat jouw wil wordt, wanneer jij deze geschenken aanvaardt en herkent dat zij de jouwe zijn.
De geschenken zijn de jouwe, aan jouw zorg toevertrouwd om aan allen te geven die de eenzame weg hebben gekozen waaraan jij bent ontsnapt. Zij begrijpen niet dat zij slechts hun wensen volgen. Jij bent het die hun nu onderwijst. Want jij hebt van Christus geleerd dat er een andere weg voor hen is om te gaan. Onderwijs hun door hen het geluk te tonen dat komt tot diegenen die de aanraking van Christus voelen en Gods geschenken herkennen. Laat verdriet jou niet verleiden ontrouw te zijn aan wat jou is toevertrouwd.
Jouw zuchten zullen de hoop verraden van hen die zich voor hen bevrijding tot jou wenden. Jouw tranen zijn die van hen. Als jij ziek bent, weerhoud jij slechts hun heling. Wat jij vrees leert hun dat hun angsten gerechtvaardigd zijn. Jouw hand wordt de gever van Christus' aanraking, jouw verandering van geest wordt het bewijs dat wie Gods geschenken aanneemt nooit iets kan lijden. Jij bent toevertrouwd met de wereld van pijn te bevrijden.
Verraad haar niet. Word het levende bewijs van wat Christus' aanraking iedereen kan bieden. God heeft al Zijn geschenken aan jou toevertrouwd. Wees getuige in jouw blijdschap van hoe getransformeerd de geest wordt die ervoor kiest Zijn geschenken te accepteren en de aanraking van Christus te voelen. Zodanig is jouw missie nu. Want God vertrouwt het geven van Zijn geschenken toe aan allen die ze hebben ontvangen. Hij heeft Zijn vreugde met jou gedeeld. En nu ga jij het met de wereld delen.